Zonder de Middellandse Zee gezien te hebben, verlaat ik rond 11u de drukte van de kust richting binnenland. Op de drukke kustweg zie ik wel de ‘ Etang de Thau ‘ , een enorm meer in de buurt van Sète.
De eerste 25 Km tot in Marseillan gaat het naast me van vroem…vroem…vroem…Ik zou er bijna Zen van worden, moest de stank me niet uit mijn roes halen . Daarna wordt het zeer rustig richting Béziers.
Het ene wijndomein volgt na het andere. De ganse dag rijd ik door de groene wijngaarden. De rest ligt er verdord bij en soms zie ik brandweerwagens langs de kant, klaar om in te grijpen. Zo bereik ik Béziers. Ik besluit recht door het centrum van de stad te rijden en dat blijkt een goede beslissing : bijna geen verkeer.
De stad is bekend om zijn arena, kathedraal (foto) en zijn oude brug over de Orb.
Daarna gaat het weer verder over de drukke en hete D11 richting Capestang. Daar neem ik de regionale wegen. Veel leuker om te rijden langs schaduwrijke wegen afgeboord met platanen (foto).
Daarna kom ik in de Aude terecht en ik rijd een twintigtal Km naast of in de buurt van het riante Canal du Midi (foto).
De laatste 10 Km in de volle zon zijn er wat teveel aan. Ik bereik rond 17u15 de Auberge Côté Jardin in Conilhac-Corbières. We hebben een kamer met airco, wat echt nodig is bij deze temperatuur om deftig te recupereren. Marina zoekt wat afkoeling in het aanwezige zwembad.
Reisweg : Balaruc le Vieux, Mèze, Marseillan, Bessan (picknick), Béziers, Montady (stop), Capestang, Ouveillan (stop), Sallèles d’ Aude, Saint Marcel sur Aude, Saint Nazaire sur Aude, Ventenac en Minervois, Paraza (stop), Roubia, Lézignan-Cobières, Conilhac-Corbières. De vele stops waren nodig om deftig bij te tanken.